Bouwschade
voorkomen

Vocht in de constructie voorkomen

Thermisch geïsoleerde constructies moeten worden beschermd tegen vochtbelasting door warme binnenlucht. Dit kan met dampremmende en luchtdichte folies.

Als binnenlucht ongehinderd door de thermische isolatie zou kunnen stromen, zou deze naarmate hij verder naar buiten beweegt steeds verder afkoelen, totdat de waterdamp in de lucht condenseert. Condens kan flinke schade aan een constructie veroorzaken. Bouwconstructies met een statische functie kunnen rot worden en hun vermogen verliezen om belasting te dragen. Ook bevordert vocht de vorming van schimmels die schadelijk zijn voor de gezondheid. Veel schimmels produceren giftige secundaire stofwisselingsproducten, o.a. MVOS (microbiële vluchtige organische stoffen) en sporen die schadelijk voor de gezondheid zijn. Ze zijn de belangrijkste veroorzakers van allergieën. Contact met schimmels dient daarom absoluut te worden vermeden. Het maakt daarbij geen enkel verschil of de microbiële VOS of schimmelsporen via de voeding, dus via de maag, of via de longen met de lucht in het lichaam terechtkomen.

Een dampremmende en luchtdichte laag aan de warme zijde van de thermische isolatie helpt dit soort bouwschade te voorkomen.
Intelligente luchtdichte folies beschermen constructies duidelijk beter dan gewone folies.


Condensatie - dauwpunt - hoeveelheid condenswater: oorzaak

De thermische isolatie van de gebouwschil scheidt de warme binnenlucht met zijn hoge vochtgehalte van de koude buitenlucht met zijn geringe absolute vochtgehalte. Warme binnenlucht die gedurende de koude maanden in een bouwconstructie binnendringt, koelt af bij het doorstromen van de constructie. De waterdamp in de lucht gaat over naar vloeibaar water (condenseren). Condensatie is een gevolg van het fysische gedrag van de lucht: warme lucht kan meer water opnemen dan koude lucht. Bij een hogere relatieve luchtvochtigheid binnen (bijv. nieuwbouw met 65 %) stijgt de dauwpunttemperatuur met als direct gevolg een toename van de hoeveelheid condenswater.   

Afb.: Als het binnen 20 °C is en de relatieve luchtvochtigheid 50 % bedraagt, ligt het dauwpunt bij 8,7 °C. Bij -5 °C bedraagt de condensvorming 5,35 g/m³ lucht.

Diffusie ja, convectie nee

Convectie treedt onvoorzien op, terwijl diffusie een gewenst proces is dat kan worden gepland. Wanneer de partiële waterdampdruk binnen en buiten verschilt, vindt er diffusie plaats. De waterdamp verplaatst zich daarbij niet via naden, maar in de vorm van vocht dat door een monolithische laag luchtdicht materiaal beweegt.

In de winter is de diffusierichting doorgaans van binnen naar buiten, in de zomer van buiten naar binnen. De mate van vochtintreding in de constructie is afhankelijk van de equivalente luchtlaagdikte (μd-waarde) van het materiaal. In Centraal-Europa duren periodes met hogere buitentemperaturen langer dan die met winterse temperaturen. Daardoor kan er meer vocht uit de constructie drogen.

Volgens de Duitse norm DIN 4108 laat een damprem met een μd-waarde van 2,3 m in de winter per dag ca. 5 g vocht per vierkante meter in de constructie binnendringen.

Luchtstroming (convectie) is een probleem

Er is sprake van convectie (stroming) als lucht beweegt. In thermisch geïsoleerde constructies kan convectie optreden als er naden in de dampremmende laag zitten. Door het temperatuurverschil binnen en buiten ontstaat er een luchtdrukverschil. Lucht wil in evenwicht zijn en probeert dit verschil op te heffen door luchtstroming.

Per dag kunnen er door convectie meerdere 100 g vocht in de isolatie binnendringen en daar condens veroorzaken.

Een voorbeeld: 800 g condenswater door een 1 mm brede naad

Bij een naadloze isolatieconstructie voorzien van een damprem met een μd-waarde van 30 mm dringt in de winter per referentiedag 0,5 g water/m² middels diffusie in de constructie. In dezelfde tijd stroomt er middels convectie via een 1 mm brede naad in de damprem 800 g vocht per meter naadlengte in de constructie. Dat is een verslechtering met een factor 1600.


Andere onvoorziene vochtbronnen

Onvoorzien: vochtintreding via de zijkant van een bouwconstructie

Diffusie via de zijkant: vocht dringt via de zijkant van een bouwconstructie in de thermische isolatie. De bouwconstructie waar het vocht door de zijkant heen dringt is doorgaans luchtdicht, maar heeft een lagere μd-waarde dan de damprem. Voorbeeld: het luchtdicht bepleisterde metselwerk steekt uit in de isolatielaag.
Wanneer constructies die aan de buitenzijde dampdicht zijn aan de binnenzijde van een dampremmende folie zijn voorzien die terugdrogen helemaal of nagenoeg helemaal verhindert, kan het vochtgehalte weer toenemen met als gevolg bouwschade, zelfs als het geheel luchtdicht is uitgevoerd.

Onvoorzien: vocht uit bouwmaterialen

Vochtige bouwmaterialen: bouwmaterialen bevatten vaak veel vocht dat als het ware mee wordt ingebouwd in de constructie. Een voorbeeld maakt duidelijk om welke hoeveelheden het daarbij kan gaan. Een dak met 6/22 daksparren, e=70 cm en een houtgewicht van 500 kg per kubieke meter heeft omgerekend ca. 10 kg hout per vierkante meter. Dit betekent dat het hout tijdens het drogen de volgende hoeveelheden vocht per vierkante meter afgeeft

  • bij 1 % opdroging: 100 g water/m²
  • bij 10 % opdroging: 1000 g water/m²
  • bij 20 % opdroging: 2000 g water/m²

Dit vocht kan andere delen van de constructie binnendringen.

Conclusie

  • Vocht kan op verschillende manieren de constructie binnendringen. Vochtbelasting kan nooit helemaal worden uitgesloten.
  • Als de vochtbelasting te hoog is, ontstaat er schade aan het gebouw.
  • Dampremmen bieden een betere bescherming dan dampschermen. Dampschermen met een hoge diffusieweerstand zijn zo dicht dat er nauwelijks vocht uit de bouwconstructie naar binnen kan terugdrogen. Hierdoor veroorzaken ze vaak juist vochtproblemen.
  • Om bouwschade aan een constructie te voorkomen, is een hoge uitdrogingsreserve essentieel.


Afdichtingssystemen voor schadevrije gebouwbescherming