Coating voor luchtdichting, met vochtvariabele μd-waarde, blauw/zwart

Voordelen

  • Snel en veelzijdig in het gebruik: spuiten met Airless-apparaat of AEROFIXX (perslucht), ook uitsmeerbaar
  • Stevige constructies door uitstekende hechting op gangbare oppervlakken in de bouw en een duurzame elasticiteit
  • Overbrugt scheuren en naden tot 3 mm breed, in combinatie met AEROSANA FLEECE ook grotere scheuren en naden
  • Verhoogt de kwaliteit van oppervlakken: zorgt voor een optimale hechting tussen ondergrond en verdere lagen
  • Voor robuuste constructies: na drogen duurzaam elastisch en zeer stevig
  • Bepleisteren/beschilderen mogelijk, kan met pro clima kleefbanden worden beplakt
  • Flexibel toepasbaar in binnen- en beschermde buitenruimtes door vochtvariabele μd-waarde
  • Uitstekende resultaten bij de test op schadelijke stoffen, getest conform ISO 16000

Toepassing

Kan worden gebruikt als vochtvariabele damprem en luchtdichtingslaag die middels spuiten of strijken wordt aangebracht op wanden, plafonds en vloeren, zoals niet bepleisterd metselwerk of poreus plaatmateriaal.

  • Ook geschikt voor het aansluiten van constructies als ramen, daken, wanden, plafonds en vloeren of het afdichten van naden tussen luchtdichte platen op basis van hout (bijv. OSB).
  • Eveneens geschikt voor het verstevigen van ondergronden bij renovaties.
  • Door de vochtvariabele diffusieweerstand kan de afdichting zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant van constructies worden aangebracht.
  • De gespoten vloeibare folie vormt na het drogen een naadloze en elastische luchtdichte en dampremmende beschermlaag.

Verwerkingsaanwijzingen

Film AEROFIXX

Film: Dakvoetaansluiting renoveren met AEROFIXX

Film: Aansluiting dubbele trekplaat met AEROFIXX

Film: Kozijnaansluitingen met AEROFIXX

Randvoorwaarden

Voegen groter dan 3 mm breedte moeten met AEROSANA FLEECE worden bedekt of dicht worden gemaakt.
Het spuiten wordt met een afstand van ca. 15 cm tot de ondergrond uitgevoerd. Het is toegestaan meerdere lagen direct achter elkaar aan te brengen. Een juiste luchtdichting kan enkel met een aaneengesloten laag AEROSANA VISCONN-film bereikt worden. Bij een lineaire aansluiting bereik je de beste dekking door in 2 lagen te werken. Je spuit dan in een hoek van ca. 60° voor je uit. De 2e laag breng je in tegenovergestelde richting aan.
Te behandelen oppervlaktes: De beste dekking wordt bereikt door eerst een laag horizontaal en daarna een laag kruisgewijs verticaal aan te brengen.

Airless-apparaat
Er kan een Airless-apparaat met een membraanpomp of met een zuigerpomp worden gebruikt. Het spuitvermogen van het apparaat mag niet minder dan 1,8 l/min bedragen. De aanbevolen spuitmond typen zijn: 317 tot 521 - voor details 210. Het eerste cijfer van de tipmaat geeft de spuithoek in graden aan (× 10), het tweede en derde cijfer de diameter van de spuittip in 0,0xx inches.
Voor het bespuiten van details wordt tipmaat 210 gebruikt, voor oppervlakken tipmaat 519.
De druk wordt zo ingesteld dat er een gelijkmatig, streepvrij spuitbeeld ontstaat. De spuitdruk verhogen als er aan de buitenkant van de straal aan weerskanten een extra streep ontstaat.
Als dit niet helpt de filter reinigen of vervangen. De optimale druk bedraagt ca. 80-150 bar afhankelijk van de gebruikte spuittip.
Voor het pistool wordt een filter met een maaswijdte van 60 aanbevolen. Voor het sproeien het materiaal langzaam en gelijkmatig omroeren. Het Airless-apparaat voor ingebruikname één keer met helder water doorspoelen (apparaat helemaal leeg maken).

Laagdikte en drogen
De vereiste minimale laagdikte van 500 μm is bereikt, wanneer er tijdens het sproeien op de AEROSANA VISCONN een licht gegolfd, ietwat klonterig, aaneengesloten oppervlak ontstaat (sinaasappeleffect). Scheuren en poriën (tot 3 mm) in de ondergrond met AEROSANA VISCONN dichtspuiten of rijkelijk besproeien. Dit kan met de AEROSANA VISCONN tot 3 mm en met AEROSANA VISCONN FIBRE tot 8 mm met spuiten.
De dikte controle vindt plaats op het bespoten oppervlakte met het meet- sjabloon direct na het aanbrengen van de laatste laag AEROSANA VISCONN.

Tijdens het drogen, verandert de kleur van AEROSANA VISCONN van blauw naar zwart. AEROSANA VISCONN white verandert niet van kleur.
De vochtige laag tegen vocht (bijv. regen) beschermen tot hij helemaal droog is.
Zodra het spuitwerk is uitgevoerd, het Airless-apparaat aan de buitenkant met water reinigen en van binnen meerdere keren doorspoelen, totdat het spoelwater niet meer troebel is. Ervoor zorgen dat alle resten AEROSANA VISCONN volledig zijn verwijderd. Neem voor meer informatie (bijv. over de bediening) contact op met de fabrikant van het Airless-apparaat.

Beschermingsmiddelen
Omdat door de luchtdruk stof kan opwaaien, moeten er persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder een mondkapje, een veiligheidsbril en handschoenen.

Verwerking met kwast
Alle AEROSANA VISCONN-producten kunnen met een kwast worden aangebracht.Om efficiënt te kunnen werken, moet de kwastbreedte ≥ 50 mm zijn. Controleer met een meetsjabloon of de minimale laagdikte van 500 μm is bereikt.

Opslag
Als AEROSANA VISCONN langere tijd is bewaard, kan het materiaal door het bijmengen van water (~5%) weer een sproeibare consistentie krijgen. Voorkom dat het materiaal te dun wordt (risico op sterker vloeien en minder goede scheuroverbrugging). Als de emmer luchtdicht wordt gesloten en het materiaal ook nog met een dunne folie wordt afgedekt, bestaat er minder kans op uitdrogen.

Ondergronden

Voor gebruik eerst controleren of de ondergrond geschikt is voor vloeibare folie. Op oneffen ondergronden of ondergronden die van een structuur zijn voorzien, moeten indien nodig meerdere lagen worden aangebracht. Gebreken in de ondergrond (loslatende delen) of sterke oneffenheden indien nodig eerst beplakken (afhankelijk van de situatie bijv. met één van de CONTEGA SOLIDO tapes) of met plamuur egaliseren.

Ondergronden moeten gereinigd zijn.
Kan worden verwerkt vanaf een ondergrond- en luchttemperatuur van +5 °C. Er mogen geen afstotende stoffen op de te bespuiten materialen aanwezig zijn (bijv. vetten of siliconen). Ondergronden moeten voldoende droog en stevig zijn.
Verwerking op vochtige ondergronden mogelijk, maar niet op natte.

De vloeibare folie hecht op alle gangbare bouwmaterialen, bijv. minerale ondergronden als beton en metselwerk (bijv. baksteen, kalkzandsteen, gasbeton, puimsteen). Betonnen of gepleisterde ondergronden mogen niet te zacht worden en daardoor hun samenhang verliezen.
Daarnaast op alle folies van pro clima (SOLITEX ADHERO VISTO met primer), op folies van PE, PA, PP en aluminium, op ruw gezaag, geschaafd en gelakt hout en op plaatmateriaal op basis van hout (spaan-, OSB- en MDF-platen, gefineerde multiplexplaten en houtvezelonderdakplaten), op roestvaste metalen ondergronden en op harde kunststoffen (bijv. buizen, kozijnen).

Dilatatievoegen kunnen vanwege de te verwachten bewegingen niet worden afgedicht. Overgangen, zoals aansluitingen tussen vloeren en wanden, moeten volledig worden afgedicht met een laag die de minimaal vereiste dikte heeft (500 μm nat in nat).
Stootvoegen, bijv. kilkepers tussen houtvezelonderdakplaten, samen met AEROSANA FLEECE realiseren.
Folies (bijv. INTELLO van pro clima) die luchtdicht moeten worden aangesloten dienen zowel geniet te worden of moeten met een geschikte tape (bijv. TESCON VANA) worden gefixeerd. Er mag geen spanning op de overgang staan.

Aangrenzende materialen/oppervlakken beschermen
Aangrenzende oppervlakken beschermen, met name zichtbare oppervlakken van hout, glas, keramiek, baksteen, natuursteen, lak en metaal. Spatten direct met veel water wegspoelen. Niet wachten tot de afdichting hard wordt. Gereedschap direct na gebruik met water reinigen. Schoonmaakwater opvangen en volgens de officiële voorschriften verwijderen - afvalcode: 080416.



Technische ondersteuning (engelstalig)

Videos in English: Here you will find tips, support and troubleshooting information on how to work with AEROFIXX.

Video gallery